#metoo op de werkvloer

Het eerste wat ze erover zegt, komt in de openingsronde van een training assertieve communicatie. Dat ze niet zo goed weet wat te zeggen op avances van mannen die haar extroverte vriendelijkheid verkeerdelijk interpreteren als een uitnodiging voor ongewenste familiariteiten. Ze is jong, ze is extravert en enthousiast, en erg ambitieus. Ze is mooi, en ja in de context van dit verhaal is dat relevante informatie. Ze is niet alleen mooi, ze is ook exotisch, met een kleurtje dus; ik kan enkel raden naar hoe relevant dat is, maar ik heb een ongemakkelijk vermoeden.

Ik zet het op mijn lijstje van puntjes die die dag zeker behandeld moeten worden. Tijdens de lunch zit ik toevallig bij haar in de buurt, ze zit bij een jonge mannelijke collega. Twee oudere collega’s – ook mannen – komen voorbij en draaien een beetje in het rond, tot de jongedame in kwestie zich geroepen voelt om hen uit te nodigen erbij te komen zitten. Neen, zeker, ze storen niet. Ik babbel niet mee, pauze is pauze voor mij, ik heb dat nodig op zo’n dagje training. Maar ik hoor half-en-half wat er wordt gezegd. Het gesprek is wat ongemakkelijk. Ze moeten zeker oppassen wat ze zeggen, met die assertiviteitstraining?! De oudere collega, die blijkbaar ook haar directe chef is, werkt er al heel lang, zij is er nog maar pas. Hij begint over een andere jonge vrouw waarmee ze gewerkt hebben, ook een hele leuke, z’n oudere collega maakt instemmende geluiden, maar gij zijt natuurlijk mooier, ja, en liever ook. Ja ja, dat vindt de andere oude man ook. Mooier en liever is ze, ze herhalen het een paar keer. Ik zit er met stijgende verbazing en ongemak naar te luisteren, ik begrijp onmiddellijk waar ze het in de openingsronde over had. Het interessantste is wat er niet gebeurt: ik zeg niets, de jonge mannelijke collega zegt niets, en zij zelf, zij lacht het ongemakkelijk weg en geeft het gesprek een professionelere wending. De jonge collega zal later verklaren dat hij niets zei omdat het niet het juiste moment ervoor leek. En dat de man in kwestie het niet slecht meende. Ik zeg ook niets. Er zijn veel redenen om te zwijgen – o.a. dat ik het er eerst met haar over wil hebben – en toch heb ik er spijt van als haren op mijn hoofd.

Vooraleer ik de kans krijg om met het verhaal aan de slag te gaan in de namiddag sessie, neemt het verhaal een nog vreemdere, hele persoonlijke wending. Als ik een beetje aandring dat ze een oefening doet over de ongewenste familiariteiten, laat ze wat geïrriteerd al haar reserves varen en vertelt de groep waarom ze het zo moeilijk heeft hiermee: in haar allereerste job ontsnapte ze maar nipt aan een aanranding door een bejaarde professional met een indrukwekkende reputatie – goed voor haar carrière, ze wilde die kans niet laten schieten – in een rolstoel. Neen, het is allesbehalve grappig. Hoe vaak ze ook zei dat ze het nu graag over het werk wou hebben, de man bleef het gesprek heel persoonlijk maken, haar schoonheid kwam vaak aan bod en ja, ook hier werd ze vergeleken met een andere vrouw, een vroegere secretaresse, ook zo schoon. Zijn familiariteit mondde op een onthutsende manier uit in ongewenste seksuele intimiteiten. Ze heeft toen heel kordaat de deur achter zich dicht gesmeten, maar er wel een trauma aan over gehouden. Wat spookte die bejaarde allemaal uit toen hij nog niet in een rolstoel zat, zeg ik spontaan. En zij knikt, precies wat ik ook dacht, zei ze. 

En dan vertelt ze verder, hoe het is hier op het werk.

Nooit op mijn gemak zijn op het werk.

Mannen die naar m’n borsten staren.

Oppassen wat ik aandoe ’s morgens, een coltrui als het kan.

De trap nemen om te vermijden alleen met een man in de lift terecht te komen.

Mannelijke collega’s vermijden om geen opmerkingen te krijgen.

Niet weten wat zeggen als ze mijn vriendelijkheid interpreteren als een uitnodiging voor ongewenst gedrag.

Ik probeer een paar keer een formulering te vinden: ik ga er van uit dat uw complimentjes goed bedoeld zijn, maar hier op het werk word ik er ongemakkelijk van. Maar ze ziet er weinig potentieel in, ze wil niet arrogant overkomen, en waarom moet zij dit oplossen? Een andere deelneemster helpt een handje: ik zeg altijd ‘hier is het te doen’ als ze weer eens naar mijn borsten staren en ze wijst met twee vingers van haar borsten naar haar ogen. De groep is opgelucht dat ze eens even kunnen lachen. De jonge vrouw zit er ondertussen mismoedig bij en ik stel haar gerust: dit klopt niet, het klopt zo helemaal niet en dat ligt niet aan haar. En zij moet niets, zij moet dit niet op haar eentje oplossen. Ze mag wel iets zeggen. Ze mag dat willen. En natuurlijk is dat heel moeilijk.

Ik betrek de hele groep erbij, omdat het een systemisch probleem is en dat deze jonge vrouw dit niet op haar eentje kan oplossen. Wat kunnen zij doen? En dan vraag ik dat ook eens heel expliciet aan de mannen in de groep. De jonge man die bij haar zat ’s middags zegt dat hij er eerlijk gezegd nog niets van gemerkt heeft. Maar een andere mannelijke deelnemer schudt heel beslist het hoofd. Het is een stoere bink, hij is er niet om assertiever te worden, maar om iets milder te leren zijn. Type harde bolster, zachte pit. En hij vertelt ons dit: als mannen niet willen mee doen met opmerkingen in de stijl van wah, zo’n schoon griet, dan krijgen ze te horen zijd’es nie zo nen homo. Is hem al overkomen. En hij merkt dat mannen gaan meedoen om zelf niet altijd aangevallen te worden. Ik bedank hem voor zijn getuigenis en zijn opmerkzaamheid. En ik duim stilletjes dat ook de andere deelnemers – mannen én vrouwen – iets hebben geleerd uit de verhalen die die dag naar boven zijn gekomen.

En wat heb ik geleerd die dag?

De twee verhalen die de jonge vrouw op tafel legde, zijn niet direct gelinkt: van ongewenste familiariteiten (complimentjes en geflirt) komt zeker niet altijd een aanranding (de ouwe viespeuk), dat wil ik niet insinueren. Het verhaal van de aanranding toont vooral de kwetsbaarheid van ambitieuze jonge vrouwen die heel even aarzelen bij ongepast gedrag: is het de moeite om hier een grens te trekken, goed wetende dat ze er een prijs voor gaat betalen (deuren die dicht gaan, kansen die verdwijnen)? En het moment lijkt nooit te komen tot het ineens heel erg te laat is.

Het andere verhaal, dat gaat over een hele subtiele grensoverschrijding: een man die zijn vrouwelijke collega een complimentje geeft over haar uiterlijk en haar positief vergelijkt met een andere vrouw. Je hoort hem zo denken: daar kan toch niets mis mee zijn, dat moet haar toch een plezier doen? Ik wil graag geloven dat er sprake is van een goede intentie van zijn kant, de groep bevestigde dat ook, ze hebben hem graag. Maar het getuigt ook van weinig inzicht en empathie. Alle toehoorders hadden door dat het niet klopte, waarom die twee oudere mannen dan niet? 

Sta me toe om even in mijn trainersrol te kruipen en uit te leggen wat er mis is met dit verhaal. Het is een mooi voorbeeld van objectivering: door de nadruk te leggen op haar uiterlijk, wordt de vrouw op dat moment gereduceerd tot haar uiterlijk: een object. Het gesprek op dat moment was niet met haar maar over haar. De oude mannen vergelijken haar met een andere vrouw en zetten zichzelf daarbij in een speciale positie: van degenen die het recht hebben om vrouwen met elkaar te vergelijken en daar veralgemenende uitspraken over te doen. Ze zetten zich boven haar, reduceren haar tot haar uiterlijk en eigenen zich als het ware haar schoonheid toe. 

In een professionele context zijn opmerkingen over het uiterlijk eigenlijk weinig relevant en zoals hier blijkt, een risico. Natuurlijk mag je eens een complimentje maken aan iemand die naar de kapper is geweest of een blitse nieuwe outfit aan heeft. Je leeft ook op het werk, en je mag elkaar echt wel zien. Maar, als je enkel opmerkingen maakt over het uiterlijk of als je die maakt vanuit een vergelijkende, beoordelende positie zoals in dit geval, dan sla je de bal stevig mis. Bovendien is het heel onverstandig om dit te doen als er een hiërarchisch verschil is in de relatie. Hij staat in de organisatiestructuur boven haar, het is voor haar ongemakkelijk en moeilijk om een grens te trekken. 

We sloten de training af met een rondje complimentjes: deelnemers geven elkaar oprechte, positieve feedback. Met tranen in de ogen vertelt de jonge vrouw achteraf hoe fijn het is om feedback te krijgen op je werk, op je prestaties. En opnieuw word ik eraan herinnerd hoe dubbel uiterlijke schoonheid is. Heel veel mensen kijken niet verder dan de verpakking en de mens in de verpakking zit gevangen in een tweestrijd: het uiterlijk optimaliseren en als troefkaart uitspelen – daar stuurt de samenleving op aan, je krijgt er aandacht en status door – of je zo onzichtbaar mogelijk maken. En je wordt er ook ongemakkelijk van, want het lijkt vaak wel of ze jou achter al dat uiterlijk schoon niet meer zien. En dan is er nog die andere tweestrijd: je hartelijke, vriendelijke, extraverte zelf zijn in je contacten en het risico lopen op ongewenste familiariteiten of je preventief bij bepaalde groepen wat terughoudend opstellen en de ijskoningin bovenhalen waardoor je afstand installeert, arrogant kan overkomen en kansen misloopt. Niet fair. 

Sta me toe af te sluiten met een melige wens. Ik gun de oudere man het genot van te kijken naar al dat jeugdig moois. Kijk naar de mooie vrouw en zie de mooie mens. Eigen je haar schoonheid niet toe, ze is niet van jou. Ik gun de jonge vrouw de vrijheid om te genieten van haar schoonheid en om die te delen met de rest van de wereld. Dat ze moge aandoen waar ze zich goed in voelt. Dat ze moge zich vrijelijk bewegen, hoe, waar en wanneer ze dat wil. Ik wens haar vooral toe dat haar competenties gezien en naar waarde geschat worden. En ik wens haar de moed om vriendelijk én kordaat grenzen te trekken en met veel liefde haar wat lompe medemens mee te helpen opvoeden. Wat vrouwen niet zeggen, kunnen mannen niet weten.

Katlijn, 18 december 2019